Goede avond, Hilde en Paul
By Maarten Van Den DriesscheGoede Avond Hilde en Paul, dank dat jullie op onze uitnodiging zijn ingegaan,
Geachte Academisch Secretaris, dag Filip, dank voor de verwelkoming en introductie,
Geachte vakgroepvoorzitter, dag Johan, dank dat ik hier nu vooraan mag staan, het is me een hele eer,
Beste genodigden, collega’s van de faculteit ingenieurswetenschappen en architectuur, van de vakgroep architectuur en stedenbouw,
Beste alumni,
Goede Avond studenten, vooral ook hartelijk welkom aan jullie… ik ben verheugd dat jullie hier tijd voor willen maken.
Het is fijn om te zien dat jullie vanavond talrijk aanwezig zijn. Dit publieke gebeuren is belangrijk, omdat we zo nog eens de aandacht kunnen vestigen op het eredoctoraat dat vorig jaar aan Paul Robbrecht en Hilde Daem werd uitgereikt. De ceremonie vond plaats tijdens Dies Natales in de Aula en in een meer besloten kring. Ik ga het doen zonder beeldjes. Ik hoop jullie voorstellingsvermogen aan te spreken.
Het is met veel enthousiasme en de nodige trots dat ik jullie zeer kort wil vertellen waarom het voor ons belangrijk was om Paul Robbrecht en Hilde Daem met deze bijzondere titel aan onze instelling te binden. Ik wil hiertoe graag drie redenen aandragen en deze kort toelichten. Vooreerst - Het uitreiken van een academische titel aan praktiserende architecten (en aan een architectuurpraktijk) is belangrijk voor de architectuur als discipline. Ten tweede - talloze projecten van Robbrecht en Daem architecten zijn voor de stad Gent belangrijk geweest, niet in het minst het renovatieproject van de Boekentoren dat na een zeer lang bouwproces uiteindelijk werd opgeleverd, wat de eigenlijke aanleiding vormde voor het uitreiken van het eredoctoraat. En ten derde - het werk van Robbrecht en Daem is voor velen van ons hier in de zaal belangrijk geweest.
Dag Hilde, dag Paul. Ik wil misschien meteen met dit eerste punt beginnen. Ik ben uiteraard de allerlaatste om jullie als persoon de academische titel van doctor te willen ontzeggen. De persoonlijke titel is geheel terecht, maar het academisch bedrijf is nog steeds op deze persoonlijke titulatuur gericht, terwijl één van jullie verdiensten de oprichting van een architectuurpraktijk betreft die jullie beider naam heeft gekregen. Robbrecht en Daem architecten is een ontwerppraktijk waaraan velen, jullie beiden, maar ook de talloze medewerkers, oud studenten, specialisten hebben bijgedragen. Deze notie van de praktijk is belangrijk omdat jullie bij aanvang niet het eigen ego maar het idee ontmoeting tot kern van jullie architectuuropvatting hebben gemaakt. In eerste instantie betreft dit de persoonlijke band met belangrijke individuele opdrachtgevers, vaak ook kunstenaars en kunstverzamelaars, later werkten jullie vooral ook in opdracht van publieke instanties: de stad, het museum, de universiteit. Jullie ontleenden dit motief van de ontmoeting aan Juan Munoz een kunstenaar, een vriend, die jullie als opdrachtgever de vraag stelde een paviljoen te bouwen. En ik citeer uit de brief die zo belangrijk is in jullie oeuvre ‘I like you to rectify the original project, and build me an encounter. Call it a Pabillion, a house, a building, a dwelling, a presence. An encounter.’ De vele bijzondere ontmoetingen hebben markante architectuur opgeleverd. Uiteraard zijn jullie de drijvende kracht van de praktijk van Robbrecht en Daem. Ik vond het echter belangrijk om te melden dat architectuur een collectief gebeuren is en wat mij betreft zet het uitgereikte dubbele eredoctoraat het belang van de architectuurpraktijk nog eens in de verf.
De ontmoeting en het samenspel is zeker ook iets wat in sleutelprojecten zoals de Gentse boekentoren terugkomt. Vooral ook omdat het een zeer complex bouwproject met vele, ook technische uitdagingen betreft. En zo kom ik bij het tweede punt. Jullie praktijk heeft markante plekken opgeleverd. Het Huis in Antwerpen, de Whitechapel Gallery in Londen, Museum Boijmans Van Beunigen waarvan we het trieste verhaal kennen, het Concertgebouw in Brugge en vele projecten die lopend zijn. Ik was beginnend architectuurstudent toen ik de foto’s zag van Galerie Meert, een project uit de jaren ’90 van de vorige eeuw dat ontstond in de nevenschikking van beeldende kunst – de bijzondere raamsculptuur van Isa Genzken, de bestaande burgerwoning, de brutale omgeving van Brussel en jullie radicaal hedendaagse ingrepen - incisies - in dit historische pand. Het is, wat mij betreft, nog steeds een zeer krachtig project. Jullie werk is in mijn parcours meegereisd en altijd een belangrijke referentie gebleven. Zo is er natuurlijk de aanleg van de centrumpleinen en de stadshal, een project dat jullie samen met Marie-José Van Hee hebben gerealiseerd, of de boekentoren, waar de hoofdbibliothecaris Sylvia Van Peteghem een drijvende kracht is geweest. Ook hier is het idee van ontmoeting zeer belangrijk. In jullie architectuur zijn jullie de dialoog met Henry van de Velde en Gustav Mangel aangegaan. Henry van de Velde was één van de grote Belgische twintigste-eeuwse architecten en jullie reageerden zeer genuanceerd op zijn architectuurtaal. Maar in jullie project geven jullie ook alle eer aan Gustav Mangel die niet alleen als rekende ingenieur en onderzoeker moet worden beschouwd, maar vooral ook als de ontwerper van een bijzondere elegante, en constructief innovatieve betonstructuur die de verschillende zalen in het boekentorencomplex organiseren. Beide figuren zijn voor deze universitaire omgeving als founding fathers. Jullie gaan met zekere terughoudendheid de dialoog aan met hun werk. Het eigen project vertrekt vanuit de waardering voor het gegeven patrimonium, maar wel in de overtuiging dat soms nieuwe ingrepen en radicale keuzes op hun plaats zijn.
En ten derde. Voor jullie is architectuur ook altijd een intellectuele discipline geweest, meer dan enkel het bouwen. De gebouwen vormen uiteraard de substantie van jullie werk, maar jullie hebben ook altijd aandacht gehad voor de cultuurproductie die naast het bouwen plaatsvindt,… Jullie hebben vooral ook ruimte gemaakt voor het spreken en denken over architectuur. Steven Jacobs die momenteel een tentoonstelling over de boekentoren cureerde, maakte één van jullie eerste monografische publicaties. Wouter Davidts heeft zich onder meer via jullie werk in de relatie tussen architectuur en beeldende kunst verdiept. Guy Châtel, Maarten Liefooghe, Bart Verschaffel, Dirk De Meyer, Asli Cicek, Stefaan Vervoort, en talloze anderen,… we werden door jullie uitgenodigd om in de vorm van teksten en beschouwingen een bijdrage te leveren. Velen onder ons hebben van jullie kansen gekregen. Ikzelf mocht de lijvige monografie ‘an architectural anthology’ als samensteller maken, wat een gelegenheid bood om meerdere van deze stemmen samen te brengen. Jullie gebouwde productie diende als een slijpsteen voor ons denken over architectuur.
En zo kom ik opnieuw bij het beginpunt van mijn woordje. Paul. Hilde. Voor mij krijgt Robbrecht en Daem architecten zijn bijzondere betekenis door dit samenspel van factoren. De praktijk vindt uiteraard zijn vertrekpunt in jullie persoonlijke engagement, maar even belangrijk is jullie generositeit: de samenwerkingen die in de schoot van jullie praktijk vorm kregen; en vooral de gebouwde realisaties die vandaag nog steeds sterk tot de verbeelding spreken.
Het waren slechts drie redenen, … maar ik was blij om deze alvast in dit korte voorwoord met het publiek te kunnen delen.
Bedankt en nogmaals van harte proficiat met de toegekende titel.
Original use of the text: speech by Maarten Van Den Driessche during the conferment of the faculty honorary doctorate to Paul Robbrecht and Hilde Daem.